Leervorderingentoets die meet wat een leerling in leerjaar één van het voortgezet onderwijs heeft geleerd in vergelijking met andere leerlingen op het gebied van de volgende kernvaardigheden: Nederlands leesvaardigheid, Nederlands woordenschat,...
Schooltoets bestaand uit vijf onderdelen met een oplopende moeilijkheidsgraad:1. Spelling: toets bestaande uit 24 dicteewoorden en 23 vierkeuzevragen, waarvan 4 opgaven met onveranderlijke woorden, 2 opgaven met standaard uitdrukkingen, 6...
Vragenlijst met 42 vragen die zijn opgedeeld in 3 factoren, te weten Time management (TM; 7 items, bijv. ‘Ik heb genoeg vrije tijd’), Coping (CO; 19 items, bijv. ‘Ik heb zelfvertrouwen’) en Gezondheid (GEZ; 16 items, bijv. ‘Ik voel me fit’). De...
Schooltoets bestaand uit vijf onderdelen met een oplopende moeilijkheidsgraad:1. Spelling: dictee bestaande uit 45 woorden.2. Begrijpend lezen: 10 teksten met 44 meerkeuze items.3. Rekenen: rekentoets met 73 opgaven.4. Woordenschat: 36 woorden...
De schaal Interacties (SSL-I) bestaat uit 34 items met betrekking tot allerlei vormen van ondersteunende interacties en zeven items die betrekking hebben op negatieve interacties. De positieve interacties zijn onderverdeeld in zes subschalen: 1....
Diagnostisch instrument o.a. gebaseerd op het model voor de verwerving van de fonologie van een tweede taal (James, 1987). DUIM bestaat uit acht onderdelen:1. Achtergrondinformatie, 2. Screening spontane spraak, 3. Beoordeling...
Vragenlijst met 11 items. De ISB komt overeen met de sociale dimensie van de IRGL, 1990. Er zijn drie subschalen: Potentiële emotionele betrokkenheid, Feitelijke vertrouwelijkheid en Bezoek. Op vierpuntsschalen moet aangegeven worden in...
Test met negen subtests: synoniemen, getallenreeksen, verbale analogieën, figuuranalogieën, tekens invullen, woorden invullen, figuur uitslagen, categorieën, figuur intekenen.
Screeningsinstrument bestaand uit drie subtests, 1. Visueel geheugen, vijf objecten moeten worden onthouden en aangewezen op platen met vier alternatieven; 2. Oriëntatie voor tijd en plaats; 3. Fluency, zoveel mogelijk dieren, resp. beroepen...