De test bestaat uit zeven subtests:Hoofdbewerkingen (HB): er wordt een getal gegeven, waarbij twee juiste sommen moeten worden gekozen uit vijf antwoordalternatieven (101 items);Woordbetekenis (WB): woord met dezelfde betekenis kiezen uit vijf...
Non-verbale intelligentietest, die inzicht beoogt te geven in het abstracte redeneervermogen. Het instrument heeft 40 items met een oplopende moeilijkheidsgraad. Ieder item bestaat uit een 3 bij 3 matrix en heeft 8 antwoordalternatieven. De taak...
Toets voor het meten van het niveau van mondelinge taalontwikkeling bij peuters. De taalontwikkeling is hierbij ingedeeld in vier categorieën:- Passieve woordenschat (15 items);- Definitievaardigheid (12 items);- Kritisch luisteren (8 items);-...
De batterij bestaat uit 11 onderdelen: 1. Algemene indruk (vrije observatie), 2. Inzicht in eigen functioneren, 3. Episodisch geheugen, 4. Oriëntatie, 5. Diapositieven-onderzoek, 6. Uitgestelde vrije reproductie, 7. Cijferen, 8. Hoofdrekenen,...
Patiënt moet bij 168 pijnwoorden uit de Nederlandse Pijnwoorden Lijst (Zant en Kolman) met ‘wel' of ‘niet' aangeven of hij/zij deze woorden wel eens gebruikt voor de beschrijving van zijn/haar pijn. 23 pijnwoorden hieruit vormen samen de...
Deze test omvat 14 subtests: Woordenschat, Ruimtelijk inzicht, Waarneming en Figuren sorteren (cognitieve ontwikkeling), Rekenvaardigheid en Diktee (schoolvorderingen), Woordbetekenis, Woordherkenning, Letterwoordvorming, Klank-woordvorming,...
Deze test omvat 17 subtests: Figuren sorteren, Waarneming, Woordbetekenis, Gedraaide figuren, Getal- en Letterreeksen (cognitieve ontwikkeling), Sommen I en II en Diktee (schoolvorderingen), Cijfers naschrijven I en II, Stippen verbinden,...
De test bestaat uit 70 onafgemaakte zinnen (stammen), die cliënt met, bij voorkeur, eerste invallen moet aanvullen. Van de niet ingevulde zinnen wordt mondeling een aanvulling gevraagd. Voor jongere kinderen bestaat er een kinderversie. In de...
De test heeft verschillende vormen voor kleuters, schoolkinderen en volwassenen. De testopgaven bestaan uit één normfiguur en vier tot acht varianten hiervan, waarvan er één identiek is aan de normfiguur. Men moet de identieke figuur kiezen.
De test omvat vier subtests: Passieve Woordenschat, Analogieën en Tegenstellingen, Morfologische regels en Bedenken en benoemen.