De toetsen Technisch Lezen zijn onderdeel van een leerlingvolgsysteem en meten de technische leesvaardigheid van leerlingen uit groep 6 tot en met groep 8. De toets voor deze groepen bestaat uit één schaal, te weten Leestempo. Na de instructie...
Toets voor het meten van het niveau van mondelinge taalontwikkeling bij peuters. De taalontwikkeling is hierbij ingedeeld in vier categorieën:- Passieve woordenschat (15 items);- Definitievaardigheid (12 items);- Kritisch luisteren (8 items);-...
Toets bestaande uit twee delen, de Doorstreepleestoets 1 (DLT1) en de Doorstreepleestoets 2 (DLT2). De DLT1 bestaat uit eenlettergrepige woorden en is geschikt voor leerlingen uit alle groepen. De DLT2 bestaat uit tweelettergrepige woorden en is...
Test met drie subtests gericht op het vaststellen van verbale en visuele semantische stoornissen als oorzaak van woordvindingsproblemen: SAT-benoemen, SAT-verbaal en SAT-visueel. Elk onderdeel bestaat uit 30 items. Bij het onderdeel SAT-benoemen...
Drie leeskaarten, elk met specifieke woordtypen, die achtereenvolgens één minuut hardop moeten worden gelezen. Er zijn van elke kaart drie parallelversies. Tevens twee diagnostische toetsen: een grafementoets en een toets voor auditieve...
Begeleidingsinstrument dat met 85 items 10 gebieden omvat m.b.t. studiegewoonten en -gedrag: motivatie, concentratie, studie-aanpak, tekstanalyse, planning, taakaanpak, memoriseren, faalangst, lichamelijke conditie en welbevinden. Op...
De batterij bestaat uit 11 onderdelen: 1. Algemene indruk (vrije observatie), 2. Inzicht in eigen functioneren, 3. Episodisch geheugen, 4. Oriëntatie, 5. Diapositieven-onderzoek, 6. Uitgestelde vrije reproductie, 7. Cijferen, 8. Hoofdrekenen,...
Patiënt moet bij 168 pijnwoorden uit de Nederlandse Pijnwoorden Lijst (Zant en Kolman) met ‘wel' of ‘niet' aangeven of hij/zij deze woorden wel eens gebruikt voor de beschrijving van zijn/haar pijn. 23 pijnwoorden hieruit vormen samen de...
Schaal met 24 items die vragen naar leefgewoonten. Uit de drie tot vijf antwoordmogelijkheden moet er één aangekruist worden die het meest van toepassing is.
De test omvat vier subtests: Passieve Woordenschat, Analogieën en Tegenstellingen, Morfologische regels en Bedenken en benoemen.