Methode bestaande uit twee parallelvormen A en B, elk met 45 opgaven. De opgaven zijn in groepen van 5 verdeeld over negen schalen:1. Vergelijken: het vergelijken van objecten op kwalitatieve en kwantitatieve kenmerken.2. Hoeveelheden koppelen:...
Toets bestaande uit twee parallelvormen, elk bestaande uit 100 woorden. De leerling heeft anderhalve minuut de tijd om woorden hardop zo snel en nauwkeurig mogelijk te lezen. De woorden lopen op in moeilijkheidsgraad van eenlettergrepige woorden...
De test bestaat uit een kaart met de complexe figuur, papier, potlood en scoringsformulier. Opdracht: het uit de vrije hand natekenen van de figuur. Wordt o.a. gebruikt voor screening op hersenorganiciteit.