Test bestaande uit twee leeskaarten (vorm A en B) met op elke leeskaart 116 pseudowoorden (d.w.z. uitspreekbare nonsenswoorden) in oplopende moeilijkheidsgraad die geordend zijn in vier kolommen met 29 woorden.Het kind moet de pseudowoorden van...
Vragenlijst met 96 items. Op vijfpuntsschalen moet cliënt aangeven hoe belangrijk hij elk aspect vindt in zijn werk. De schaalpunten lopen van ‘tegengesteld aan wat ik belangrijk vind' tot ‘zeer belangrijk'. Er zijn 12 subschalen met elk 8...
De test bestaat uit drie equivalente series van 10 kaarten met getekende figuren in opklimmende graad van complexiteit. Er zijn vier wijzen van testafname: A. elke figuur wordt 10 sec. aangeboden, daarna uit geheugen tekenen; B. elke figuur...